Schenkingen in het kader van de eigen woning

Met ingang van 1 januari 2017 keert de eenmalige grote belastingvrijstelling voor schenkingen in het kader van de eigen woning terug.

Deze belastingvrijstelling geldt niet alleen bij een schenking aan uw kinderen, maar kan aan iedereen worden gedaan. Wel geldt als voorwaarde dat de ontvanger, of zijn of haar partner, tussen de 18 en 40 jaar oud moet zijn. De vrijstelling bedraagt maximaal € 100.000 en kan onder bepaalde voorwaarden worden verspreid over drie jaren. Dat laatste kan handig zijn als een schenking wordt gebruikt voor de aflossing van de eigenwoningschuld. Afhankelijk van de situatie kunt u door het spreiden van de schenking meer boetevrij aflossen. Er geldt in sommige situaties (beperkt) overgangsrecht als door de ontvanger al eerder gebruik is gemaakt van een verruimde schenkingsvrijstelling vóór 2010 of in 2015 of 2016.

Vrijstelling schenkbelasting 2017:

Een vrijstelling betekent dat de ontvanger pas schenkbelasting betaalt als de waarde van de schenking hoger is dan een bepaald bedrag.

Jaarlijkse schenking 2017 Vrijstelling schenkbelasting
(pleeg)kind € 5.320,-
kleinkind € 2.129,-
overig € 2.129,-
ANBI's en SBBI's volledige vrijstelling

Update wet DBA

De overgangsregeling van de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA) wordt verlengd tot 1 januari 2018. Wat betekent dit voor u als opdrachtgever?

Uit diverse onderzoeken is naar voren gekomen dat het onderscheid tussen ondernemerschap en dienstbetrekking niet goed aansluit bij de werking in de praktijk. Hierdoor zijn opdrachtgevers terughoudend om zzp’ers in te huren en zzp’ers vrezen om hun opdrachten kwijt te raken. De Staatssecretaris van Financiën heeft in de voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer op 18 november 2016 aangegeven dat het nu eerst de taak is van het kabinet om de onzekerheden weg te nemen en de vragen rond de Wet DBA op te lossen.

De handhaving van de Belastingdienst wordt in aansluiting hierop opgeschort naar 1 januari 2018. In deze overgangsperiode zal de Belastingdienst een coachende rol vervullen, waarbij aanwijzingen worden gegeven en geen naheffingsaanslagen en boetes zullen worden opgelegd.

In de overgangsperiode zal het kabinet werken aan de herdefiniëring van de begrippen “vrije vervanging” en “gezagsverhouding”. Het kabinet zal onderzoeken hoe invulling moet worden gegeven die aansluit bij het huidige maatschappelijke beeld van een arbeidsverhouding. Tevens zal er een beleidsbesluit komen, waaruit zal blijken hoe de Belastingdienst omgaat met het systeem van modelovereenkomsten. Ook zullen de algemene modelovereenkomsten op de site van de Belastingdienst worden voorzien van een bijsluiter om duidelijk te maken in welke gevallen zij kunnen worden toegepast.

Door het uitstel heeft u als opdrachtgever tot 1 januari 2018 de tijd om uw werkwijze in overeenstemming te brengen met de Wet DBA. Het is van belang om uw werkrelatie met de opdrachtnemers te blijven toetsen. Zo voorkomt u dat de Belastingdienst in de implementatiefase een naheffingsaanslag loonheffingen of een correctieverplichting oplegt. Waar nodig kunt u met de opdrachtnemer in gesprek om werkafspraken goed te verwoorden in een overeenkomst van opdracht. Hiervoor kan één van de reeds goedgekeurde modelovereenkomsten worden gebruikt of kunt u een overeenkomst aan de Belastingdienst voorleggen.

Verlenging eerste schijf vennootschapsbelasting

In de eerste schijf in de vennootschapsbelasting geldt een tarief van 20%. Dit tarief wordt geheven over het belastbare bedrag tot € 200.000 (2016 en 2017). Over het meerdere wordt 25% belasting geheven. In 2018 wordt de eerste schijf verlengd naar € 250.000, in 2020 naar € 250.000 en in 2021 naar € 350.000.

Modernisering Nederlands huwelijksvermogensrecht aanstaande

huwelijksvermogensrecht

De Tweede Kamer heeft op 19 april jl. het wetsvoorstel aangenomen tot beperking van de wettelijke gemeenschap van goederen. Naar verwachting wordt dit wetsvoorstel ook door de Eerste Kamer aangenomen. Na een jarenlange ‘zoektocht’ naar modernisering van het Nederlands huwelijksvermogensrecht zal deze wet waarschijnlijk per 1 januari 2017 in werking treden.

Hoe is de situatie nu? Als men onder toepassing van Nederlands recht trouwt zonder huwelijksvoorwaarden te maken, dan trouwt men in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen. Dit betekent dat al het vermogen van beide echtgenoten in beginsel in de huwelijksgemeenschap valt. Dit geldt ook voor het voorhuwelijks vermogen (bezittingen én schulden) en ook voor vermogen dat door schenking en/of erfrecht verkregen wordt (tenzij een uitsluitingsclausule geldt). Een schuldeiser kan zich voor een privéschuld van een echtgenoot verhalen op alle goederen uit de huwelijksgemeenschap.

Hoe wordt het straks? Als het wetsvoorstel ongewijzigd wordt aangenomen, betekent dat onder meer het volgende: trouwt men onder toepassing van Nederlands recht zonder huwelijksvoorwaarden te maken, dan trouwt men nog steeds in de wettelijke gemeenschap van goederen. Deze huwelijksgemeenschap is echter beperkter dan nu, omdat ‘slechts’ het tijdens het huwelijk verworven vermogen in beginsel tot de huwelijksgemeenschap behoort. Enkele belangrijke verschillen met het huidige stelsel zijn:

  • Het voorhuwelijks vermogen van een echtgenoot blijft zijn/haar privévermogen. Voorhuwelijks vermogen dat aan beide echtgenoten toebehoort, valt wel in de beperkte huwelijksgemeenschap;
  • Vermogen dat wordt verkregen door schenking of erfrecht zal in beginsel buiten de huwelijksgemeenschap blijven;
  • Een schuldeiser kan zich voor een privéschuld van een echtgenoot verhalen op de helft van de waarde van de goederen uit de huwelijksgemeenschap;
  • Aanstaande echtgenoten die een algehele gemeenschap van goederen wensen, moeten hiervoor tijdig huwelijksvoorwaarden laten opstellen.

Het wetsvoorstel zal van toepassing zijn op huwelijken aangegaan na inwerkingtreding hiervan. Op huwelijken aangegaan vóór inwerkingtreding geldt de huidige wet.

AOW-leeftijd blijft stijgen

AOW-leeftijd Op 1 januari 2016 ging de AOW-leeftijd omhoog naar 65 jaar en 6 maanden. Er moesten dus 6 maanden langer AOW-premies worden betaald en de AOW-uitkering ging zes maanden later in. De hogere AOW-leeftijd heeft ook gevolgen voor de heffingskortingen, zoals de ouderenkorting. De AOW-leeftijd wordt op 1 januari 2017 met 3 maanden verhoogd naar 65 jaar en 9 maanden. Vanaf 2019 stijgt de AOW-leeftijd jaarlijks met stappen van 4 maanden. Vanaf 2022 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. Er is dan 5 jaar van tevoren bekend wanneer het recht op AOW ingaat.

Einde VAR in 2016 met overgangregeling tot 1 mei 2017

Veel zzp’ers werken met een Verklaring Arbeidsrelatie (VAR). Vanaf 1 mei 2016 is de VAR- verklaring vervangen door modelovereenkomsten tussen zzp’ers en hun opdrachtgevers. Dit moet zowel bedrijven als zzp’ers meer duidelijkheid verschaffen. Met de invoering van de nieuwe wet wordt de verantwoordelijkheid voor de opdrachtgever groter, aangezien deze een grotere rol gaat spelen bij de invulling van de overeenkomst. Eerder lagen de verantwoordelijkheid en de financiële gevolgen nog vooral bij de zzp’er.

Als beide partijen volgens de goedgekeurde overeenkomst werken, lopen zij geen risico op naheffingsaanslagen of boetes. Als de Belastingdienst toch een dienstverband vaststelt, zijn opdrachtgever en -nemer samen verantwoordelijk. Nu de Verklaring Arbeidsrelatie is afgeschaft, krijgen opdrachtgevers en zzp’ers tot 1 mei 2017 de tijd om zo nodig hun werkwijze aan te passen.

Berekening belasting box 3 wordt anders vanaf 2017

Berekening belasting boxU betaalt belasting over een deel van uw vermogen, de zogenoemde grondslag sparen en beleggen. Dat is de waarde van uw vermogen op 1 januari van het jaar waarover u aangifte doet, min uw heffingvrij vermogen.

Tot en met 2016 gaat de Belastingdienst ervan uit dat u een voordeel van 4% hebt over uw‘grondslag sparen en beleggen’. Over dat voordeel van 4% betaalt u 30% inkomstenbelasting. U betaalt dus 1,2% belasting over uw ‘grondslag sparen en beleggen’.

Vanaf 2017 verandert de berekening van de belasting die u moet betalen over uw vermogen. Er zijn dan 3 vermogensschijven. De gedachte hierachter is dat mensen meer voordeel hebben over het vermogen als dat vermogen groter is. Bij iedere volgende vermogensschijf gebruikt de belastingdienst daarom een hoger percentage om dat voordeel te berekenen. Verder gaat het heffingvrij vermogen omhoog naar € 25.000 per persoon.

Voorgesteld wordt om de structuur van box 3 te herzien door met ingang van 1 januari 2017 het forfaitaire rendement als volgt te wijzigen:

Grondslag Forfaitair rendement 2015/2016 Forfaitair rendement 2017
€ 0 – € 75.000 4,0% 2,9%
€ 75.000 – € 975.000 4,0% 4,7%
> € 975.000 4,0% 5,5%